maandag 18 april 2011

Weggetje

Ik zie dat het landweggetje waar ik midden op zit, nog zo’n tweehonderd meter doorloopt voordat het een bocht naar links maakt.
Rechts van het weggetje loopt parallel aan de weg een slootje; niet erg diep, maar wel te breed om naar de overkant te kunnen springen.
Vanuit mijn rechterooghoek schijnt de zon, die ervoor zorgt dat de temperatuur aangenaam warm is.

Op mijn been strijkt ineens een lieveheersbeestje neer. Ze kijkt me vragend aan met haar twee witte ogen op haar zwarte kopje. Ze vraagt zich wellicht af wie de vreemdeling is die op haar pad zit…

Links van het weggetje leidt een rij struiken naar de bocht verderop, waar twee oude, statige eiken de wacht houden..

Het lijkt alsof achter die eiken, achter die bocht, een heel andere wereld verborgen is. De plek heeft iets magisch; alsof je ‘m je herinnert uit oude vervlogen tijden, uit de tijd eeuwen voorat je geboren was..

Een eendenkoppel spettert in het water en doet me opschrikken uit mijn overpeinzingen. Ze vullen de hele ruimte met hun gekwaak, en fladderen al kwaken op uit het water, de bocht om...
Hun gekwaak sterft langzaam weg als ze uit het zicht verdwijnen, en het enige geluid dat overblijft is het krassen van mijn pen, samen met het gezoem, getjirp, gefladder en gespetter van het leven dat zich stilletjes ontvouwt in de ruimte om me heen.

Boven mijn hoofd vliegt een zwerm vreemde vliegen: ze hebben kleine vleugels, en hun achterlijfje lijkt op een mug. De voorpootjes zijn net zo lang als het gehele lijf, en bungelen als apenarmen onder het lijfje. Ze vliegen ieder in hun eigen ritme; soms heel snel en agressief, dan weer hangen ze ineens stil op hun plek, alsof ze heel even moeten nadenken over hoe hun dansje ook alweer ging.
En ineens, alsof het plotseling weer in ze opkomt, voegen ze zich weer bij de rest van de zwerm.
Ze bewegen als één in de lucht boven me; de zwerm blijft bij elkaar en verplaatst zich in zijn geheel op en neer boven de plas.
Soms hangt er ineens één vlak voor mijn ogen, alsof hij me wil laten schrikken, maar hij verdwijnt dan weer net zo plotseling tussen de anderen.

Ze lijken wel iets te bewaken. Als een soort poortwachters houden ze alles en iedereen op het weggetje in de gaten; de eenden, de vlinders, de mussen, de mieren; maar ook vreemdelingen, zoals ik. Want ik ben nog nooit op dit weggetje geweest. En het ijkt alsof ze ook niet willen dat ik verder ga, de bocht om.

Ik houd me muisstil op de plek waar ik ben gaan zitten,
het enige geluid dat ik maak het krassen van mijn pen..
Telkens als ik even opkijk en om me heen kijk, zie ik dat ze dichter en dichter om me heen cirkelen..
Nee, mij laten ze niet meer gaan.



1 opmerking:

  1. Wouw super mooi!
    Ik kan jou echt zien zitten, kijkend naar die beestjes, denkend over wat zij misschien over jou denken.
    Mooi mooi :)

    BeantwoordenVerwijderen